Judo

Judo werd door Jigoro Kano (1860-1938) ontwikkeld vanuit de traditionele Japanse vechtkunst Jiu-Jitsu. Voor de pedagoog Kano was Judo niet zomaar een sport. Hij beschouwde het vooral als een opvoedkundige methode. Door Judo leer je positief omgaan met agressie. Judo is bovendien beschaafd. Zonder je tegenstander te blesseren, leer je hem of haar te overmeesteren. Het woord betekent ‘zachte weg’, waarbij het woordje do (weg) verwant is aan tao en naast de betekenis ‘manier’ ook de betekenis heeft van ‘levenspad’. Een beoefenaar van het judo heet een judoka.

TRAINING VAN DE GEEST

Jigoro Kano had bij het ontwerpen van de sport ook nadrukkelijk een training van de geest voor ogen. Zijn filosofie wordt gekenmerkt door twee begrippen:

Seiryoku Zenyo (Maximale effectiviteit met minimale inzet): wat een persoon doet, moet met optimale inzet van geestelijke en lichamelijke energie gebeuren. In het judo leert men de kracht van de tegenstander te gebruiken om hem ten val te brengen. In het leven is dit het principe van de juiste dingen doen op het juiste moment.

Jita Kyoei (Wederzijds profijt en welbevinden): de spelers dienen respect te hebben voor zichzelf en voor anderen. Bij het beoefenen van het judo leren ze samen te werken om zich de vaardigheden eigen te maken. Zonder tegenstander om mee te judoën kan men de sport immers niet leren; men werpt zelf en wordt op zijn beurt geworpen. Deze opvatting van samenwerkend leren is ook in andere gebieden van het leven geldig.

JUDO IS GEEN KRACHTSPORT

Oorspronkelijk was het de bedoeling dat bij de beoefening kracht geen enkele rol zou spelen: door een juiste toepassing van de geleerde technieken zou een klein en zwak persoon zich op tamelijk elegante wijze tegen een grote en sterke aanvaller moeten kunnen verdedigen.

Toen het echter ook een wedstrijdsport werd, vervaagde dit uitgangspunt. Immers, zodra beide tegenstanders dezelfde technieken en mogelijke reacties daarop (de overname-technieken) in gelijke mate beheersen, gaan ook andere factoren zoals kracht toch weer een rol spelen. Hierdoor kunnen wedstrijden vandaag de dag ook het beeld geven van onelegant trek- en sjorwerk, waarbij de gelijkenis met de oorspronkelijke opzet ver te zoeken is.